De Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) is vandaag in het gelijk gesteld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wil huisartsen verbieden om behandelingen in rekening te brengen waarvoor zij geen contract hebben met een verzekeraar. Het beroep van de artsen tegen deze zogenoemde ‘contractvereiste’ van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is vandaag gegrond verklaard.

Foto:iStock

De NZa stelde dat huisartsen die voor een bepaalde prestatie geen contract met een verzekeraar hebben, alleen maar het algemene bedrag voor een consult of een visite in rekening zouden mogen brengen. De VPH stelde hier beroep tegen in. Het college merkt in haar uitspraak op dat een huisarts volgens de Wet marktordening gezondheidszorg niet mag declareren voor een andere prestatie dan hij verricht heeft.Daarom vindt het CBb dat de NZa in strijd met artikel 13 van de Zorgverzekeringswet handelt als zij een contractvereiste in de Tariefbeschikking opneemt. Op dit punt heeft het CBb het beroep daarom gegrond verklaard.

Vrije artsenkeuze

Het CBb wijst hierbij op het recht van de verzekerde patiënt om zich te wenden tot de huisarts van zijn keuze. 'Dat brengt met zich mee dat de huisarts alle zorg (binnen redelijke grenzen) waar de betrokken verzekerde behoefte aan heeft zal dienen te verrichten. Iedereen moet een arts kunnen kiezen die hij vertrouwt. Dat beginsel wordt gefrustreerd als de gekozen arts bepaalde behandelingen niet in rekening mag brengen. Hij zal die prestatie dan ook niet willen leveren.'

| OVERZICHT|